september 2022
Ouders, zéker ouders van pubers, krijgen al sinds het begin van de mensheid vaak hoofdpijn van hun pogingen tot opvoeding. Bonus-hoofdpijn is er met een beetje pech ook voor de hulpverlener, die de schone taak heeft deze gezinnen en ouders bij te staan in dat proces. Blik op Hulp sprak, vooruitblikkend op zijn bijdrage aan het congres over werken met pubers en hun ouders, met Dr. Philippe Noens.
OUDERLIJKE TAAK
“In de mythe van Icarus vinden we, geloof ik, een passend beeld voor wat ouders te doen staat in de opvoeding”, steekt de sympathieke Vlaming van wal. “Het verhaal is gekend: Icarus is de zoon van de beroemde bouwmeester en beeldhouwer Daedalus. Om van het eiland Kreta te kunnen ontsnappen maakt Daedalus voor zijn zoon vleugels van vogelveren en was. Volgens de mythe geeft de vader Icarus twee waarschuwingen. De eerste raadgeving is: ‘Vlieg niet te laag, want het opspattende water zou je vleugels nat kunnen maken en het gewicht van het water zal je het vliegen beletten.’ De tweede raadgeving luidt: ‘Vlieg niet te hoog, want de warmte van de zon kan de was doen smelten en je vleugels beschadigen.’
Maar zoals we weten loopt het verhaal niet goed af. Icarus vliegt steeds hoger. Door de warmte van de zon gaat de bijenwas smelten en vallen de vleugels uiteen, waarop hij in de zee stort. Daedalus ziet zijn zoon met lede ogen in de golven verdwijnen”.
PSYCHOLOGISERING
Noens grijpt dit verhaal aan om de verschillende perspectieven die bij de opvoedrelatie betrokken zijn bloot te leggen: “Je kan met die mythe verschillende kanten uit. Je zou je kunnen focussen op de zoon. Die krijgt namelijk een dubbele waarschuwing van zijn vader, maar hij kan het blijkbaar niet laten de grenzen van het mogelijke en het wenselijke op te zoeken. Tieners die de adviezen en waarschuwingen van hun ouders in de wind slaan is een tijdloos thema. Tegenwoordig zouden neuropsychologen erop wijzen dat Icarus zijn prefrontale cortex, dat stukje brein dat instaat voor impuls- en gevoelscontrole, nog niet goed is ontwikkeld. Maar zulke psychologisering brengt ons ook maar zover.”
SCHOUDERKLOPJES EN STRAFFEN
“Evengoed zou je jouw focus kunnen leggen op de vader”, vervolgt hij. “Vliegen is niet niks. Je kan het vergelijken met autorijden. Vraagt de vader niet te snel te veel van zijn zoon? En het blijft gissen in hoeverre Daedalus, zoals opvoedingsexperts vandaag de dag graag adviseren, tijdens hun uitje het gewenste vlieggedrag van zijn zoon heeft beloond met een activerend compliment of een voorbij zwevend schouderklopje. Want, aldus de experts, met zulke beloningen wordt de prefrontale cortex méér gestimuleerd dan met, pakweg, ermee te dreigen Icarus zijn zakgeld te verlagen als hij te ver naar boven vliegt, of zijn Smartphone af te nemen als hij te lang de zee opzoekt.”
Enfin, de ironie mag duidelijk zijn. Toch lijkt het me interessant om via deze mythe te verkennen wat het opvoeden van pubers, en de begeleiding van professionals hierin, zou kunnen betekenen.
BEÏNVLOEDINGSSTRATEGIEËN
Wanneer ze alleen de psychologische en gedragsmatige benadering volgen, blijken ouders dus nog een element te missen om nog enigszins macht over hun pubers te houden? Noens: “Misschien komt het omdat ik een jonge pedagoog en vader ben, maar ik houd niet van dat woordje ‘macht’. Maar de vraag is wel relevant: hoe zorg je ervoor dat in een gezin niet iedereen doet wat hij wil, maar werkelijk samenleeft en een gezin ‘vormt’. Dat gaat niet vanzelf. Ouders kunnen heel wat doen om alle neuzen dezelfde richting in te krijgen – dreigen, straffen, beschuldigen, negeren, verleiden, vragen, en ga zo maar door – maar volgens mij zijn er drie Grote Manieren om invloed uit te oefenen: je kinderen overtuigen, je ouderlijke macht laten gelden of je gezag laten spreken.”
PUBER IS GEEN VOLWAARDIGE GESPREKSPARTNER
Daar blijkt Philippe Noens af te wijken van de tijdgeest. Praten met je kinderen en ze gaandeweg overtuigen, wordt in onze tijd toch als de weg vooruit beschouwd? “We willen, de sociologische lezing van Abram de Swaan volgend, niet meer in een autoriteitshuishouding terecht komen, maar dragen het onderhandelingshuishouden hoog in het vaandel. Daar valt wel iets voor te zeggen. Wat is er mooier dan in gesprek gaan met je kinderen, en door te luisteren en te spreken dichter tot elkaar te komen? Maar volgens mij verwachten we te veel van die dialoog. We heffen onze kinderen nogal snel op tot ‘vol-waardige’ gesprekspartners – zo beginnen leerkrachten hun les vaak met de mening van hun leerlingen te vragen over iets waar ze nog maar weinig van afweten – terwijl kinderen nog niet ‘vol-wassen’ zijn. Ze zijn nog niet ‘gegroeid tot hun eigen maat’, waar het Latijnse woordje alter (van oud, oud-er) naar verwijst. Het is niet omdat we in principe over alles moeten kunnen spreken met onze kinderen dat er dan ook over alles moet gesproken worden. Ergens lijken we te zijn vergeten dat de ouder-kind relatie een door en door asymmetrische relatie is. Het zijn ouders die hun kinderen inleiden in het leven, en voor deze inleiding krijgen ouders in normale omstandigheden een slordige achttien jaar de tijd. Het zijn dus ook de ouders die mogen vragen aan hun kinderen om te zwijgen (want ze weten niet hoe het zit), om te luisteren (naar iemand met meer levenservaring), om te wachten (tot iemand met meer kennis van zaken hun meeneemt), enzovoort”.
ZWAKTE VAN MACHTSUITOEFENING
Wil Noens daarmee oproepen dat ouders meer hun ouderlijke macht moeten laten gelden? “Niet echt, omdat macht een inherente zwakte heeft. Macht beperkt zich tot de buitenkant. De Romeinen spraken van potestas: de ander bewegen tot een handeling die hij niet uit zichzelf zou vertonen. Denk hierbij aan ouders die hun kind dwingen om zijn bordje leeg te eten of ouders die hun tienerzoon of -dochter dwingen om elke dag na schooltijd nog twee uur bezig te zijn met school. De kans dat ‘de mayonaise pakt’, zoals wij in Vlaanderen zeggen, en het kind er daadwerkelijk op vooruit gaat, is dan klein. Je kan wel kinderen hun gedrag veranderen, maar hun binnenkant blijft ongewijzigd. Je kind dwingen om notenleer te bestuderen verloopt dan niet meer vrijwillig en vanuit innerlijke interesse, maar wordt afgedwongen en is gebaseerd op de angst om ouders teleur te stellen of de angst op gestraft te worden.”
‘ZEGGEN’ ALS AFGELEIDE VAN ‘GEZAG’
“Daarom verkies ik als pedagoog liever de derde weg die men al in de Oudheid voorschreef: auctoritas, gezag”, aldus Noens. “Als er sprake is van gezag past het kind zich aan, omdat men het oordeel van de ouder – de gezagsdrager – meer vertrouwt dan het eigen oordeel. Niet zozeer omdat je het kind overtuigd hebt met steekhoudende argumenten, en ook niet omdat je het luisteren hebt afgedwongen, maar omdat het kind erop vertrouwt dat jouw mening meer gegrond, genuanceerder en overzichtelijker is dan die van hem of haar. Wat lang niet altijd het geval is natuurlijk, maar vaak toch wel. Dus ja, je zou kunnen stellen dat ik een pedagogische oproep lanceer naar ouders om terug wat meer te luisteren naar hun innerlijke stem. Ouders hebben best iets te zeggen. En ‘zeggen’ is een afgeleide van gezag. Nu goed, ‘zagen’ is ook zo’n afgeleide natuurlijk. Maar ook dat hoort bij opvoeden: keer op keer herhalen, dus zagen, hoe iets moet en hoe iets zit.”
OUDERS VERLIEZEN CONTEXT UIT HET OOG
“Ik wil nog graag even terugkeren naar de mythe van Icarus. Je hebt het bekende schilderij ‘De val van Icarus’ door Pieter Paul Ruebens”, vervolgt hij. “Op dit schilderij zie je een bezorgde Daedulus die reddeloos moet toekijken hoe zijn zoon al trappelend in de lucht bezig is met te vallen. Het is een close-up van ouder en kind, en ik denk dat ouders het opvoeden vaak op die manier beleven: als een close-up. Als iets mis loopt of dreigt mis te lopen is het nogal makkelijk om de bredere context uit het oog te verliezen. Onderaan het schilderij is een landschap geschilderd, met een vage aanduiding van een stad en een haven. De wereld is dus volstrekt onbelangrijk – het belangrijkste voor vader Daedalus is wat er met zijn zoon gebeurt.”
En dáár ligt volgens Philippe Noens dan ook met name een rol voor de hulpverlener of begeleider weggelegd: “Ik denk dat de positie of de rol van een professional precies kan liggen in het vertegenwoordigen van ‘de wereld’. Daarmee bedoel ik dat een professional tegelijk recht moet doen aan de close-up van de ouder, dus hoe mama en papa iets ervaren, beleven, overdenken, aanvoelen, en tegelijk die close-up kunnen laten uitzoomen en het ‘unieke’ van de situatie proberen te doorbreken.”
BUITENSTAANDER
Dat is gemakkelijk gezegd, maar hoe pak je dat dan aan? “Door rustig te blijven, door te contextualiseren, door te wijzen op gelijkaardige situaties, kortom, door als een ‘buitenstaander’ naar de opvoedingssituatie te kijken”, is het antwoord van Noens. “Tot op zekere hoogte is de professional de boer, zoals op het schilderij van Bruegel.”

“Daar is de val van Icarus maar een stipje in de verte, onderdeel van een wereld die verder gaat. Daarmee bedoel ik niet dat een professional alles maar kapot moet relativeren, maar hij of zij kan wel, beter dan de ouder, het hoofd koel houden en vanuit ervaring – op het schilderij voorgesteld als het ‘ploegen’ van de boer, iets wat de boer nogal heeft gedaan én nog veel zal doen – de situatie overzien.”
MEEGAAN IN VERHAAL OUDERS
Voor professionals blijkt de aantrekkingskracht om mee te gaan in het verhaal van de ouders volgens Philippe Noens echter groot. “Je sympathiseert met hen, minstens stel je je empathisch op, probeer je je te verplaatsen in hun situatie, probeer je hen te begrijpen – maar het is voor de boer op het schilderij meer ‘het land’, en niet zozeer ‘het vallend kind’, dat iets aan hem vraagt. Een opvoeder in een jeugdzorginstelling bijvoorbeeld zal weliswaar de persoonlijkheden van de kinderen goed kennen, maar zijn aandacht gaat primair uit naar de orde van de dag: structuur aanbieden, tijd en ruimte scheppen om te eten, te studeren, te sporten, te slapen – dat is zijn ‘land’. Dat is wat hij kent. Net zoals een leerkracht de beginsituatie van de leerling goed kan inschatten, maar er in de eerste plaats voor moet zorgen dat er tijdens de les (leer- en levens)stof wordt doorgegeven en de leerling wordt uitgedaagd om met iets bezig te zijn dat nét buiten zichzelf ligt: een staartdeling, een tweedegraadsvergelijking, een Latijnse tekst van Alexander de Grote…”
Op het congres over werken met pubers en hun ouders, dat dit jaar in het teken staat van ondersteuning aan ouders, zal Philippe gedurende drie kwartier stilstaan bij overleg, macht en gezag in gezinnen.

Dr. Philippe Noens is docent aan de opleiding Gezinswetenschappen en onderzoeker aan het kenniscentrum Gezinswetenschappen van de Hogeschool Odisee (B). In zijn proefschrift keek hij kritisch naar het pyschologiseren van opvoeding, het professionaliseren van ouderschap en het verwetenschappelijken van opvoedingsadvies. Als onderzoeker werkt hij binnen de onderzoekslijn preventieve gezinsondersteuning. Hij is auteur van het boek ‘Mogen we nog wel straffen?